Heel lang geleden was er een slimme man die zijn uitvinding naar de koning van het land bracht. De koning leerde het spel spelen en was zo onder de indruk dat hij besloot hem te belonen met een prijs die hij zelf mocht kiezen. De slimme man bedacht zich geen moment en vroeg voor het eerste vakje op het schaakbord één rijstkorrel en daarna voor elk vakje het dubbele van de vorige. De koning vond dit een lachwekkende prijs en was bijna beledigd toen hij het hoorde, maar dat maakte al snel plaats voor verbazing en afschuw toen de rekenmeesters van zijn hof calculeerden dat dit neerkwam op 18 triljoen (in cijfers: 18.000.000.000.000.000.000) rijstkorrels. Dat was meer dan de gehele wereldproductie bij elkaar. De koning was verbolgen door dit nieuws en eiste de executie van de slimme man: het eerste slachtoffer van het schaakbord was een feit.

De oorsprong van het schaken
Deze wereldberoemde overlevering kent inmiddels meerdere varianten, waardoor het lastig is om fictie en feit van elkaar te onderscheiden. Zo wordt beweerd dat het een Indiase man was die het naar de koning bracht en zodoende schaken rond het jaar 500 ontstond in India, terwijl anderen vertellen dat het nog veel eerder in China moet ontstaan zijn. Alhoewel hier nog altijd over gediscussieerd wordt en het niet duidelijk is wanneer schaken precies is ontstaan, zijn wetenschappers het over één ding eens: het spel moet rond 1500 verspreid zijn vanuit het oude Perzië. Dat het schaken daarvoor al Perzië had bereikt, kunnen we bewijzen aan de hand van de illustraties in Shahname, het meesterwerk van de Iraanse poëet Ferdowsi, waarbij edelman Buzgurhmir een uitdager uit India verslaat. Hoezeer deze discussie voor veel mensen irrelevant is en het schaken niet meer is dan een spel waarbij gebruik wordt gemaakt van een bord met witte en zwarte vakken en pionnen in dezelfde kleur, is het juist de geschiedenis en achtergrond van schaken dat inzicht biedt in hoe culturen en samenlevingen zich in de loop van de tijd hebben ontwikkeld.

Toen Perzië werd veroverd door de Arabieren, nam de Islamitische wereld het schaken over en liet het nagenoeg ongewijzigd. Zelfs de oud-Perzische naam van het spel, chatrang, werd slechts vertaald naar hetgeen ze konden uitspreken: shatranj. Andere woorden als Shah (koning) en Shāh Māt (schaakmat) worden nog altijd gebruikt in heel veel talen en dienen als bewijs dat schaken is verspreid vanuit het Perzische Rijk. Het enige dat de Arabieren deden, was het abstracter maken van de schaakstukken, omdat volgens de Islam levende wezens niet afgebeeld mochten worden. Via de Arabieren kwam het spel in de zevende eeuw terecht in het Midden-Oosten en Noord-Afrika en bereikte het onder andere via de Zijderoute Rusland. De oversteek naar het vasteland van Iberië kwam via de Umayyaden waarna het zich over heel Europa verspreidde.
Schaken in Europa
Eenmaal in Europa beland, werd het schaken sterk beïnvloedt door Net als bij andere nieuwe ontwikkelingen werd in Europa ‘nieuw’ vrijwel direct afgeschreven en als ‘duivels’ bestempeld. De oorlog tussen voorstanders en tegenstanders en dus de verlichting tegenover het conservatisme was begonnen. Zo schreef in 1061 een Italiaanse kardinaal bisschop een brief aan de paus waarin hij klaagde dat een van zijn priesters in het openbaar aan het schaken was, wat niet goed zou zijn voor de imago van de kerk en het een vorm van “gokken” zou zijn. Om diezelfde reden werd het in 1340 zelfs verbannen door het prestigieuze Queen’s College, Oxford. De negatieve propaganda had een averechts effect: het schaken werd alsmaar bekender en werd voor veel mensen een uitlaatklep. Zelfs het hof van het Franse koningshuis die het spel meerdere malen verbood, speelden ongehinderd door. Ironisch gezien was Napoleon Bonaparte een groot fan van het schaken waardoor de Napoleon Opening naar hem werd vernoemd.
De negatieve propaganda had een averechts effect: het schaken werd alsmaar bekender en werd voor veel mensen een uitlaatklep
In het kader van de nieuwe en opkomende politieke, filosofische en religieuze stromingen werd schaken in Europa weer normaal bevonden en werden er nieuwe speelstijlen ontwikkeld, zoals de Romantische stijl waarbij het spel vooral snel werd gespeeld. Na de Eerste Wereldoorlog zou het echter plaatsmaken voor het ‘Hypermodernisme’, de stroming die stelt dat indirecte controle van het middenstuk van het bord de overwinning zal opleveren. Als we een stapje terugdoen, dan zien we dat de Europeanen niet alleen nieuwe dingen hebben toegevoegd, maar ook veranderd. Zo waren de zwarte en witte vlakken op het schaakbord zoals wij die nu kennen, oorspronkelijk rood en zwart gekleurd. Dit, omdat rood en zwart inkt vaak de enige beschikbare kleuren waren. De economische en technologische ontwikkelingen in Europa hadden ertoe geleid dat wit en zwart als de nieuwe norm werd gehanteerd door het betere contrast.

De eerste toernooien
In de 19e eeuw schoten schaakorganisaties als paddestoelen uit de grond. Schaakclubs, boeken en verslagen over dit spel waren geen nieuwigheid meer. Aan de fysieke en verbale oorlog kwam een einde en het leidde in 1886 tot het eerste wereldkampioenschap schaken. Voor die tijd werden op schaakborden over de hele wereld al zogenaamde onofficiële wereldkampioenschappen uitgevochten. Doordat de eerste officiële toernooi pas in 1886 het levenslicht zag, werd tot die tijd vooral veel gespeculeerd over wie de beste schaker van de wereld was. Zo worden onder andere de namen van Howard Staunton, Pierre Saint-Amant, Paolo Boi, Leonardo da Cutri en Goachino Greco genoemd. Na de dood van de op dat moment ‘beste’ schaker Louis-Charles Mahé de la Bourdonnais, was het Howard Staunton die bij de clash met de Franse Pierre Saint-Amant in 1843 na 21 wedstrijden aan het langste eind trok en het stokje overnam. Dit werd tegelijkertijd gezien als een overwinning van Engeland op Frankrijk die voor deze periode al elkaars grootste vijand waren en al meerdere malen oorlog hadden gevoerd. Het schaakbord werd het terrein van een ander soort oorlog: psychologische oorlogsvoering.

Koude Oorlog
De winnaar bij het schaken kreeg vooral veel prestige en eer, wat doorsijpelde naar de landen die deze mensen ogenschijnlijk representeerden. Tussen 1886 en 1921 waren Wilhelm Steinitz (de eerste officiële wereldkampioen) en Emanuel Lasker de meesters van het schaakbord. In de tussentijd werd de Wereld Schaak Federatie, de FIDE, opgericht waarmee schaken officieel een sport met een eigen bond werd. Na de oprichting van de FIDE was het de Cubaanse wonderkind José Raúl Capablanca die een einde bracht aan de Duitse hegemonie door 6 keer achter elkaar wereldkampioen te worden. Hierna waren het de Fransen en de beste Nederlandse schaker ooit, Max Euwe, die het wereldtoneel voor korte tijd domineerden. Het schaken kreeg er steeds meer en betere grootmeesters bij.
Nog voordat de FIDE in 1924 werd opgericht, vond er een grote omwenteling plaats in het Keizerrijk Rusland. Daar werd tsaar Nicholas II – een groot fan van het schaken – letterlijk schaakmat gezet door de bolsjewieken waarna in 1919 de Sovjet-Unie, het allereerste communistische land van de wereld, een feit werd. Schaken was voor de revolutie een sport voor de rijken, Nadat Lenin en zijn kameraden aan de macht kwamen, zou hier een verandering in komen. Zij zouden namelijk het schaakspel gebruiken in hun propaganda om ook de werkende klasse en de boeren aan het schaken te krijgen. De Sovjet-Unie zou na deze move een enorm groot invloed uitoefenen op de sport en diens perceptie. De Tweede Wereldoorlog zorgde voor een interregnum binnen de schaakwereld, waardoor voor een lange tijd geen officiële wedstrijden werden gespeeld. De Sovjet-Unie, die hadden meegeholpen in de bevrijding van Europa en Nazi-Duitsland versloegen, bleken ook op het schaakbord onverslaanbaar te zijn. In eigen land werden wereldklasse spelers klaargestoomd, waarna ze een beslag legden op alle prijzen tussen 1948 en 1972. Alle wereldkampioenen waren afkomstig uit de Sovjet-Unie: een wereldrecord.
De Sovjet-Unie, die hadden meegeholpen in de bevrijding van Europa en Nazi-Duitsland versloegen, bleken ook op het schaakbord onverslaanbaar te zijn.
Dit was het begin van een nieuwe oorlog om prestige. Wie anders dan de Amerikanen bemoeiden zich ook met het spel en hadden met de extravagante Bobby Fischer eveneens een wereldklasse speler te pakken die het de Sovjets knap lastig zou maken. Tussen 1972 en 1975, tijdens de Koude Oorlog, werd Fischer zelfs driemaal wereldkampioen. Zijn eerste kampioenschap was tevens zijn meest beruchte, doordat hij exorbitante eisen had die ingewilligd moesten worden voordat hij de ‘schaakwedstrijd van de eeuw’ tegen Spassky zou spelen. Uiteindelijk was het laatste zetje een telefoon van Henry Kissinger om Fischer te overtuigen om het met zijn pionnen en paarden uit te vechten wat de Amerikanen en Sovjets niet durfden te doen met raketten en bommen. De Amerikanen wonnen deze slag, maar nadat grootmeesters Anatoly Karpov en Garry Kasparov – leerlingen van Michail Botvinnik en tevens aartsrivalen – zich lieten zien, werd duidelijk dat de Sovjets de schaakoorlog definitief hadden gewonnen.
Nieuwe periode in het schaken
Na de grote strijd tussen Karpov en Kasparov was het einde van de Sovjet-Unie daar. Kasparov had niet alleen de strijd met de Karpov gewonnen, maar had ook de immense druk die de door hem zo gehate Sovjet-Unie met zich meebracht, kwijtgeraakt. Twee jaar na de val besloot hij ook op te treden tegen de FIDE, die naar zijn mening de wereldkampioenschapswedstrijden niet op de juiste manier organiseerde. Zodoende richtte hij in 1993 samen met de finalist van datzelfde jaar zelfs zijn eigen schaakbond op: de Professional Chess Association (PCA). De PCA zou tot maar 1996 intact blijven, maar wist in die tijd wel Intel als sponsor aan zich te binden. Kasparov had er namelijk altijd van gedroomd om van schaken een wereldsport te maken en dat kon alleen als er grote sponsoren zoals Intel werden verbonden aan de sport. Dit betekende toen echter wel dat er nu twee wereldkampioenschappen waren en het was niet altijd even duidelijk wie de échte wereldkampioen was, alhoewel de meesten Kasparov’s kant kozen doordat niemand deze doorgewinterde en de in Azerbeidzjan geboren ex-Sovjet, kon verslaan. Nadat Intel zich na enkele jaren terugtrok als sponsor, zakte de PCA in elkaar en werden de bonden in 2006 gefuseerd.
Na Kasparov kwam een andere Rus de fakkel overnemen. Het was Vladimir Kramnik, die van 2000 tot en met 2007 wereldkampioen zou worden. Hij versloeg onder andere Kasparov, die nu ook in de wereldkampioenschappen van de FIDE mee begon te doen. Na 2007 wisselde de troon. Viswanathan Anand zou de eerste Indiër worden die wereldkampioen schaken werd, waarmee hij India eigenhandig op de kaart zou zetten. Tot 2013 bleef Anand met zijn uitstekende spel aan de top, maar ook hij kon Magnus Carlsen, de revelatie uit Noorwegen, niet stoppen. De jonge Noor maakte als 13-jarige in zijn eerste en befaamde wedstrijd tegen Kasparov al furore door gelijk te spelen tegen de grootmeester en loste alle verwachtingen in nadat hij met zijn 22 jaar – na Kasparov – de jongste wereldkampioen ooit werd.
Zeven jaar verder en Magnus Carlsen is nog altijd de koning van het schaken, maar het zal niet lang meer duren voordat de nieuwe lichting schaakwonders – die al aan de spreekwoordelijke poten van zijn stoel zagen – hem met zijn eigen wapens zullen verslaan in deze psychologische oorlog der schaakmeesters waarin alleen de overwinnaars worden herinnerd.
Ook interessant
Meer artikelen over Geschiedenis
Het ontstaan en de betekenis van Black Friday en Cyber Monday
De gekte die bekend staan als Black Friday en Cyber Monday zijn tegenwoordig een integraal onderdeel van het jaarlijkse shoppen, …
The Negro Motorist Green Book: reisgids voor Afro-Amerikanen toen racisme in VS wettelijk was toegestaan
In 2018 kwam er weer aandacht voor 'The Negro Motorist Green Book' van Victor Hugo Green nadat de film 'Green …
België, Congo en de menselijke dierentuin uit Belgisch-Congo tijdens Expo ’58
Voor de wereldtentoonstelling van 1958 zette België een 'menselijke zoo' neer waar mensen uit Congo bezichtigd konden worden. Hieronder het …